Graptopetalum

G. mendozae Glass & Chazaro, 1997

(mendozae: genoemld naar de begeleider van Ch. Glass en ontdekker der soort Maria Mendoza Garcia) Cact. Succ. Mex. 17 (4): 79-82, 1997.

 

 Is waarschijnlijk de laatste soort uit de familie der Crassulaceae die Glass voor zijn dood nog publiceren kon. Is zeer verwant met G. paraguayense ssp. bernalense Kimnach & Moran, uit de zuidelijke Tamaulipas. Ze onderscheidt zich echter door een kleiner plantenlichaam, kleinere rozetten en bladvorm, de lengte van de bloeistengel enz. alhoewel er op verschillende vindplaatsen toch grotere vormen werden waargenomen. Het meest opvallende is het ontbreken van de typische bloembladvlekken, het kenmerk van het geslacht (graptopetallum = met gevlekte bloembladen).

 


Beschrijving: 10 à 15 cm hoog, groeit kruipend of hangend, bladrozetten tot 3,5 cm Ø, 12-17 bladeren in rozetvorm, dikvlezig, eivormig met duidelijke kiel aan de onderkant, grauwgroen.

 

Bloeiwijze tot 10 cm lang, subterminaal met tot 6 vertakkingen, 3-6 cm lang, roodachtig, per plant 1-2 bloeistengels terzelfdertijd met 4-10 bloemen.Bloemstengel 4-10 mm lang en 1 mm dik, uitstralend met 1-2 stengelbladen.

 

Bloemen 4 mm lang en 5 mm Ø, de 4-5 segmenten driehoekig, eivormig, 4,5 mm lang  en 3 mm breed. Meeldraden 10, recht, later naar de petalen gebogen, helmknoppen wit.

 

Vrucht: zaadkapsel spits toelopend, 6 mm lang, bruin. Zaad 0,7 mm lang en 0,2 mm dik.

 

Bloeit dikwijls het hele jaar maar vooral in maart-april, wit en zonder vlekken of strepen in de bloeiwijze!

 


Vindplaats: Mexico, ten noorden van Veracruz, rond de 3 vulkanen Cerro Boca-Chango, Cerro Tenecuila & Cerro Ayacaxtli.

 

Verzorging: in een zeer mineraalrijk grondmengsel, kan het hele jaar bloeien wanneer ze zeer klaar en warm opgesteld staat. Men begint de watergift vanaf begin maart (voorzichtig aan). ’s Zomers eenmaal de plant nat zetten, laten opdrogen en zo verder. ’s Winters alleen een weinig water wanneer de bladeren te veel gaan schrompelen. Is als kruip- of hangplant het decoratiefst.

 

Vermeerderen door blad-of stamstek of (heel moeilijk) door zaad.



Paul Neut

Verschenen in CaVeKa= 2006 blz 42

« back